Skip to main content

Van de redactie van DeSolidariteit

In een wereld waar digitale technologie de infrastructuur van het leven is geworden, staat de solidariteit tussen staten en volkeren onder druk. Vooral de Verenigde Staten, de dominante speler op het gebied van technologie, maken op geraffineerde wijze gebruik van het feit dat het internationale recht achterloopt op digitale ontwikkelingen. Hierdoor ontstaat een structureel onevenwicht dat niet alleen mondiale ongelijkheid vergroot, maar ook fundamentele vragen oproept over macht, gedrag en rechtvaardigheid.

De internationale rechtsorde is ontworpen in de twintigste eeuw, met instituties als het Internationaal Gerechtshof (Den Haag), het Internationaal Strafhof en verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Deze zijn traag in hun aanpassing aan digitale realiteiten. Terwijl technologieën zoals kunstmatige intelligentie, surveillance-algoritmen, kwantumcomputers en grootschalige datacollectie zich razendsnel ontwikkelen, blijven bindende regels en controlemechanismen schaars. Dat vacuüm is precies waar de Verenigde Staten strategisch op inspelen.

Via hun techbedrijven zoals Meta (Facebook), Alphabet (Google), Amazon en Palantir, en met wetgeving zoals de CLOUD Act (2018), verankert de VS wereldwijde toegang tot data van burgers en bedrijven buiten haar eigen grondgebied. De CLOUD Act verplicht Amerikaanse bedrijven zelfs om data te overhandigen aan de Amerikaanse overheid, óók als die data opgeslagen is op buitenlandse servers. Pogingen van de Europese Unie om met de GDPR (General Data Protection Regulation) de privacy van burgers beter te beschermen, botsen geregeld op deze extraterritoriale claims van de VS. Hier is sprake van machtsuitoefening zonder wederkerigheid.

Ook op het gebied van cyberoorlog en digitale spionage hebben de VS een voorsprong. Denk aan de grootschalige surveillancepraktijken die Edward Snowden onthulde, waarbij onder meer Duitse en Franse bondgenoten werden afgeluisterd. Of de inzet van drone-aanvallen op basis van algoritmische profiling, uitgevoerd buiten traditionele oorlogsgebieden, vaak zonder juridische toetsing. Hier schuurt het Amerikaanse gedrag hard met het internationaal recht, dat soevereiniteit en proportionaliteit veronderstelt.

De VS rechtvaardigen hun handelen vaak met een beroep op nationale veiligheid en economische belangen, maar deze rechtvaardiging maskeert een ethisch probleem: het afbreken van mondiale solidariteit. Technologie wordt in deze context niet gebruikt om werelden te verbinden, maar om invloed uit te oefenen, markten te domineren en gedrag van individuen en staten te sturen. Dit gedrag wakkert wantrouwen aan en ondermijnt de totstandkoming van mondiale normen voor digitale rechtvaardigheid.

Internationaal recht moet zich dringend ontwikkelen om deze kloof te dichten. Dat vraagt om nieuwe verdragen over datadelen, algoritmische transparantie, AI-regulering, cyberbeveiliging en digitale mensenrechten. Tegelijk moet gedrag veranderen: grootmachten zoals de VS dragen een bijzondere verantwoordelijkheid om hun invloed niet te misbruiken, maar in te zetten voor mondiale rechtvaardigheid. Technologische solidariteit betekent in deze context: macht delen, afspraken maken, verantwoording afleggen en luisteren naar de stem van kwetsbare groepen en kleine staten.

Een rechtvaardige digitale wereld is alleen mogelijk als solidariteit, technologie en internationaal recht in samenhang worden benaderd. Het is tijd dat de VS, met hun immense technologische voorsprong, ook moreel leiderschap tonen. Niet door eenzijdige macht, maar door wederzijds respect en een actieve bijdrage aan een rechtsorde die opgewassen is tegen het digitale tijdperk.

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
0
Laat een reactie achter!x